Ik liep eens langs een havenwijk ne ronselaar stond op den dijk komt mee met mij en word schatrijk aan boord van een oorlogsvloot, man
Makker ’k wil dat gere doen maar hoe is het leven op zo’n galjoen ik wil al ’t vuile werk ni doen aan boord van een oorlogsvloot, man
Hij sprak: Het leven van matroos is vol van vreugd en zorgenloos komt tekent hier en blijft een poos aan boord van een oorlogsvloot, man
Lalala
Maar toen het anker was gelicht en nieverans nog land in zicht wist ik da’k ik was opgelicht aan boord van een oorlogsvloot, man
Lalala
Ze bonden m’n twee duimen vast en trokken mij tot in de mast zo is het leven voor ne gast aan boord van een oorlogsvloot, man
Lalala
Ik had een vrouw heure naam was Griet zij was de reden voor mijn verdriet voor haar was ’t da’k het land verliet aan boord van een oorlogsvloot, man
Lalala
Maar kom ik in een haven aan en ‘k zien daar al die grieten staan dan weet ik da’k ik nimmer zal gaan aan boord van een oorlogsvloot, man
Lalala
sarabande
Vanaf da’ ne mens z’n eerste reis hè ondernomen
hè ’t m in zijn bagage zijn muziek meegenomen
in de vorm van een lieke
ne wals of een fluit
ging ’m ieverans henen
de muziek ging mee uit
En wou h’m gaan varen de muziek ging mee aan boord
en een lieke van Napels wier ook in Rio gehoord
boerendans of klassiek
de muziek bleef nooit thuis
ze vaarde mee met ’t karveel
of kraak of haringbuis
En wou de jezuïet gaan bekeren in China
dan had ’m in zijn ruim wel iet’ van Palestrina
a’s ’t schip was gestrand
de muziek ging mee aan land
en wel me’ beter manieren
dan ne predikant
En waren ze ’t muug, die exotische landen
ze gingen naar huis, nief muziek in hun handen
zo kom het dat ook Bach
een sarabande hè gemaakt
da’s nen dans der Mexicanen
die tot hier is geraakt
Maar overal in de wereld daar vinde gespuis
die steken hun liekes veel liever in een kluis
zingen van bloed en bodem
en van vaderland
’t zijn trieste praktijken
’t is ni interessant
phare ar men
Het is een feit
dat dezen tijd
me ni bijzonder inspireert
de dromen ze raken
ni meer aan de macht
den daglijkse zever regeert
ik noem het de schuld van d’administratie
die gluiperig ons leven kluistert
dan kan het me ook ni verbazen
dat er een stem is die fluistert:
A’s het hier ni meer macheert
dan laat ik beter alles achter
dan vaar ik naar de Phare Ar-Men
en ’k word daar torenwachter
van hoog daarboven zal ik zien
hoe d’ horizon de schepen doe verdwijnen
wa’ rest da’ zijn de wolken en de zee
om mijn licht te laten schijnen
Het is een feit
da’ communicatie
ne zegen is voor ’t mensenras
zo krijgen w’ een stem, en emancipatie
misschien zelfs wa’ minder ambras
maar wat is het nut van communicatie
a’s er geen mens is die luistert
dan kan het me ook ni verbazen
dat er een stem is die fluistert:
dan laat ik beter alles achter
…
Maar na nen tijd
krijgde toch spijt
van zo’n leven op nen toren
ge zit te verzuipen in uw eigen gelijk
daarvoor is ne mens ni geboren
en op nen dag duwen de golven
mij weer t’rug naar het vasteland
t’rug tussen de schapen en de wolven
’t wrakhout is gestrand!
A’s het hier ni meer macheert
dan laat ik beter alles achter
penn sardin
In de donker straten van Douarnenez
daar kunde d’haven nog rieken
die machtige reuk van netten en zee
en de vieze stank van fabrieken
daar kwamen z’op zo’n prachtig idee
we doen met de vaart van de volkeren mee
ook de vrouwen van de matrozen
die staken sardienen in dozen
In de fabrieken van Douarnenez
daar deden de bazen goei’ zaken
maar de vissersvrouwen ze wouen ni mee
ze kwamen op straat om te staken
en vrouwen die vechten, geloof het van mij
die gaan ni zomaar voor de flikken opzij
‘Waar zijn ons rechten en waar is ons pree?’
in de straten van Douarnenez
Op de kaaien van d’haven van Douarnenez
liepen duizend proleten in rokken
ze waren ni bang voor de loop van ’t fusee
ze stampten op straat me hun blokken
ze vloekten tegen ’t schandalig gewin
zo ging de stad de wintertijd in
en in de vrieskou en regen
haalden de vrouwen de zege
Ze zeggen vandaag da staken ni helpt
dat ieder zijn centen al kreeg
en dat het protest de crisis ni stelpt
’t is over, de spaarpot is leeg
’t lieke is oud en die plaat is al grijs
en ’t geld zit weer in een fiscaal paradijs
’t Is nog ni te laat, nee doet allemaal mee
’lijk de vrouwen van Douarnenez
de marchand
Zijn stem is van satijn
zijn ogen zijn azuur
zijn hem’ is gesteven
zijn handeling secuur
Hij lacht naar uw kinderen
streelt uwen hond
der komt alleen maar honing
uit zijne mond
De deuren gaan open
ze zien ’m a’maal gère
marchand van zaken
die nooit zullen macheren
Wat zit er in zijn mouwen
wa’ zit in zijn valies?
de truken van de foor
en onnozel’ marchandies
Poeier om te vliegen
een economisch plan
een pil tegen bedriegers
de jeugd van Peter Pan
En dan verkoopt ’m u
appelen voor peren
marchand van zaken
die nooit zullen macheren
Hoe staan ik hier te zingen
mijn armen naar omhoog
het is geen avance
niemand hoort mijn betoog
Ze zeggen ‘Doe iet zinnig
zij ni zo negatief
laat de mensen dansen
en spaart ons astemblief
de buren ambeteren
of ga met die kritiek
marchand van zaken
die nooit zullen macheren’
oscar
Tussen muzikanten
is er heel veel keus
g’ he’t van die plezante
en d’ander zijn serieus
g’ he’t er excentrieke
daar zijn er ’t meeste van
ik ken nog nen unieke
’t was Oscar Aléman
Noem het voor mijn part vaudeville
die smallen Argentijn me’ zijn gitaar
een stem ’lijk Donald Duck
en ne veel te groten bril
noem het voor mijn part vaudeville
maar ik doe mijnen hoed af voor Oscar
en hoor ik zijn gitaar
dan word ik stil
Parijs was in die jaren
een eindeloos orgie
menig liefdespaar
ging naar de club Le Chantilly
om daar te kunnen dansen
me’ Afrikaans elan
of om te luist’ren naar het zwanzen
van Oscar Aléman
Duizend gitaristen
spelen in dien trant
’t zijn briljante geesten
maar klink’ het interessant?
ze spelen rake noten
maar ‘k voel er ni veel van
veel meer heb ik genoten
van Oscar Aléman
goeie raad
Toen ik nog ne jongen was, toen sprak mijn vader:
Zoon, het is nu den hoogsten tijd
om me u te spreken over later
ik wil daar ’t een en ’t ander over kwijt
Misschien zijde nog wa’ jong van jaren
om te weten waarover ik nu spreek
maar zijde later groot en meer ervaren
dan zulde gij nog blij zijn met die preek
Ge zult zeggen: mijn vader ligt in d’ aarde
maar mijn ogen, ze zijn opengegaan
zijn woorden ze waren echt van waarde
maar helaas, ik heb ze veel te laat verstaan
Wat dat ’m zei da wil ik hier verzwijgen
da’s iet’ tussen ne vader en zijn kroost
ik hou die woorden liever voor mijn eigen
a’s teken van herinnering en troost
Want mijn vader hij is al lang vertrokken
en mijn eigen haren zien al grijs
’lijk hem zoek ik verlichting in de boeken
want daarvan wordt ge redelijk en wijs
Ik hoor ’m nog dikwijls spreken
zijn stem die mis ik inderdaad
maar één ding moet er echt van mijne lever
hij kan den boom in me zijne goeie raad
samba in de regen
solo
willy broejaar
’t Is vrijdag half zeven
de stad wacht op de nacht
Willy komt uit ’t bed gekropen
trekt zijn stijve kleren aan
Vandaag ni goe in vorm
slecht voor het uniform
wast nog efkes zijn gezicht
en doe zijn plicht
Laat op de baan
me’ een wapen op zak
aar’ig bestaan
voor Willy Broejaar
de klabak
Boel op het Conincksplein
hier wilt ne flik ni zijn
beter iet’ voor morgenvroeg
a is zijn leven nog ni muug
liever richting kruidenier
die gist’ren is beroofd
hier is geenen boef ni meer
d’er is hier niks da movet
’s Nachts op de baan
aan de riem ne matrak
triestig bestaan
voor Willy Broejaar
de klabak
A’s kind had ’m ene schonen droom
om te leven tussen ’t groen onder nen boom
A’s wachter van een park of een bos
bewaker van de ganzen en de vos
Nu leeft ’m in nen jungle van beton
tussen wapens, drugs en bedden van karton
de redder van de rijken en de staat
de kerel die weer tucht brengt in de straat
Waarom is ’m afgeweken
op ’t rechtse pad gegaan
door zijn vader scheef bekeken
moeder hè het nooit verstaan
nooit iemand kwaad gedaan
kraker of Marokaan
maar zijn keus was ni zo groot
hij koos voor ’t brood
D’er zijn veel erger dingen
die ne zanger kan bezingen
toch blijven de mensen vies
van een lied over ne polies
da’s de wereld op de kop
een artistieke flop
welke zot zet nu muziek
op ’t leven van ne flik
Alleen op de baan
en nooit op ’t gemak
zielig bestaan
voor Willy Broejaar
Willy Broejaar
de reis
A’s we met de prut in d’ogen
’s morgens onzen auto laaien
a’s de deuren zijn gesloten
en we Renaud zijn platen draaien
A’s we na een half uur al
de borden van de grens zien staan
dan pas is de reis begonnen
en nooit anders mag het gaan
A’s de wolken samenpakken
hoog boven ons picknicklaken
a’s we van de kaart afrijen
en ons eerste ruzie maken
kurkentrekker is vergeten
wijn blijft in de koffer staan
dan pas is de reis begonnen
en nooit anders mag het gaan
A’s we ons picketten slagen
met ne zware steen
want ook den hamer is vergeten
is da’ ni bij iedereen
a’s de koorden van ons tenten
ni te straf gespannen staan
dan pas is de reis begonnen
en nooit anders mag het gaan
A’s we thuis de rek’ning maken
en de reis was toch wa duur
a’s w’een van ons flessen kraken
slecht gekozen, veel te zuur!
a’s we zuchten ’t was de leste keer
nu is ’t voorgoed gedaan
dan pas is de reis begonnen
en nooit anders mag het gaan
terug naar zevergem
Michelke is dood
hij is schoon begraven
me’ wierook en tranen
me’ water en wijn
de vrouw van den bakker
ze mocht de vlag dragen
het was een plezier
weer in ’t dorp te zijn
Hier graasden m’n geiten
hier bakten we brood
d’ opbrengst was mager
’t verlangen was groot
Michelke is dood
hij is schoon begraven
we prevelden amen
wa’ moet ne mens doen
de vrouw van den bakker
ze mocht de vlag dragen
we waren weer samen
de mensen van toen
Al was ik ne vremde
van over het Scheld’
waarvan door den band
ni veel goe wordt verteld
ze lieten me binnen
ik mocht er toch bij
en toen wier dat dorp
toch een beetje van mij
Michelke is dood
wa’ wordt er begraven
de kunst van het buurten
het dorp op een kier
we bleven ni hangen
wandelpaden
Ik leg geen grote wegen aan
geen bruggen en geen sporen
ik trap gewoon het gras wa’ plat
ik maak een simpel wandelpad
en niemand loopt verloren
Ik leg geen kapitalen aan
ik spaar geen lege dromen
ik snij gewoon wa’ bramen weg
’t is zo dat ik een pad aanleg
een pad tussen de bomen
Ik schrijf geen dikke boeken vol
ik broed ni op gedichten
toch leef ik voor de poezie
volgt maar mijn pad g’ hebt garantie
de allerschoonste zichten
En komt er niemand achter mij
dan wordt mijn pad vergeten
natuur zal dan zijn werk doen
en komde t’rug in ’t hoogseizoen
mijn pad zal niemand weten